Bingo
De leerlingen leren elkaar door middel van een bingo spel.
Voorbereiding
- De docent maakt bingo kaarten. Zorg dat je net zo veel vakjes maakt als het aantal leerlingen in de klas.
- De docent vult de vakjes in met stellingen over de leerlingen. Dit betekent dat je van te voren informatie over de leerlingen moet inwinnen. De stellingen kunnen gaan over: woonplaats, bijbaan, hobby, vriendje/vriendin, huisdier, vakantie, opleiding etc.
- De docent maakt 3 variaties, om te voorkomen dat iedereen tegelijk bingo heeft.
Tijd?
15 minuten
Doelgroep?
Onderbouw & bovenbouw
Hoe werkt het?
- De leerlingen krijgen van de docent een kaart.
- Op de kaart staan allemaal vakjes. In die vakjes staan stellingen. Die stellingen gaan over de leerlingen.
- De leerlingen lopen door de klas met de bingo-kaart, ze moeten erachter komen welke stelling bij welke leerling hoort.
- De leerlingen vragen aan elkaar of de stelling die ze opnoemen bij hen hoort, zo niet dan zoeken ze een andere leerling op om het aan te vragen. Op deze manier leren de leerlingen iets over elkaar.